Zo’n 100 jaar geleden was de animo om op de vogel te schieten niet erg groot. Bij het vogelschieten van 1898 waren er slechts zes kandidaten. Zij moesten zelf de ladder opzetten en de kogels betalen. Jan (Yngelke) Scheepers werd koning en het koningmeisteken werd ten huize van de koning gehouden. Daartoe werd de bovenverdieping van het woonhuis ontruimd. Alle gasten vonden er een plaats.
In 1906 schoot de latere keizer Jan Wackers voor de eerste keer de vogel af. Om een reden die ik niet heb kunnen achterhalen werd het Bronkjaar 1910 overgeslagen en werd er pas in 1911 gebronkt. In dat jaar ontstond binnen de gelederen van de schutterij wrijving die, evenals in 1666, het voortbestaan van de broederschap in groot gevaar dreigde te brengen. Wat de oorzaak van deze strubbelingen is geweest, is niet meer te achterhalen. De toenmalige secretaris maakt vreemd genoeg met geen woord gewag van deze crisis en ook de verhalen die ons via overlevering bereiken zijn uiterst summier en spreken elkaar op sommige punten tegen. Vast staat dat in 1911 de officieren van de schutterij hun functies hebben neergelegd. Anderen hebben toen tegen betaling van fl. 15,- hun plaatsen ingenomen. Op een bepaald moment wilden de teruggetreden officieren hun oude plaats binnen de broederschap weer innemen. De personen die in hún plaats waren gekomen hadden echter al grote kosten gemaakt. Men besloot toen de officieren van het eerste uur hun functie terug te geven en degenen die hun plaats hadden ingenomen als “tweede officier” te laten fungeren. Verder werd afgesproken dat de officiersplaatsen pas uitgegeven zouden mogen worden na de dood van de beide officieren van één compagnie.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de schutterij rustend. Men vond het kennelijk niet passend om feest te vieren terwijl op luttele kilometers afstand in België de oorlog in alle hevigheid woedde. In 1919 ontving de schutterij de uitnodiging deel te nemen aan een grote bijeenkomst in Arnhem. Na de Eerste Wereldoorlog immers meende België aanspraak op Zuid-Limburg te kunnen maken als compensatie voor de geleden oorlogsschade. Er werd toen een comité gevormd dat in Arnhem op de Waterberg een groot volksfeest organiseerde. Dit feest zou een manifestatie worden van de verbondenheid van Limburg met het Huis van Oranje en Nederland. Hiertoe werd een groot aantal verenigingen uit Limburg uitgenodigd. Ook de schutterij en de harmonie van Gronsveld gaven gehoor aan de oproep en ondernamen de lange reis naar Arnhem. De Harmonie kreeg de prijs voor de verst komende vereniging, de schutterij een lauwerkrans voor de beste houding in de optocht.

Toch was de verdeeldheid binnen de vereniging nog jaren blijven doorzieken want in het Grote Bronkjaar 1927 noteert secretaris Christaan Bouchoms: “Bij den aanvang van het jaar 1927 waren de vooruitzichten voor het welslagen van de Bronkfeesten niet bemoedigend. De strijd die in het jaar 1911 in de boezem der vereniging was ontstaan en in 1919 door bemiddeling van het geestelijk en wereldlijk gezag was bijgelegd, was in 1927 nog niet geheel tot rust gekomen. De geest van onrust werd nog versterkt door de ontwikkelingen die ontstaan waren als gevolg van de oprichting in 1921 van een tweede muziekgezelschap. Nadat echter de Grote Bronk was uitgesproken hebben de ijverigsten onder de leden de voorbereiding van het feest doorgezet en het tot een goed eind gebracht.”. Nikkela Janssen werd dat jaar koning, hij was een goede koning en de Bronk was gered.
In dat jaar werd ook begonnen met de gebruiken die bij de schutterij in zwang waren maar die alleen op overlevering berustten, schriftelijk vast te leggen. Grote verdienste hierbij verwierf zich kapitein Frambach uit Rijckholt, een man met, zoals secretaris Bouchoms schrijft “een stalen geheugen”. “Hij wist wat menig ander niet wist, hij herinnerde zich gebruiken van vroeger die ongemerkt anders waren geworden. Hij is toen voor de vastlegging van de regels volgens de oude gebruiken een onmisbare vraagbaak geweest.
In 1906, 1931, 1935 en tenslotte in 1939 schoot de toen 80-jarige Jan Wackers, oud onderofficier van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger en drager van de Militaire Willemsorde, de vogel af. Keizerin werd de 35-jarige mevrouw Germaine Bouchoms-Degueldre. Het is begrijpelijk dat de overheid er groot belang aan hechtte dat Gronsveld na bijna 100 jaar weer een keizer zou kunnen verwelkomen. Bij geruchte vernam men echter dat enkele jeugdige Gronsveldenaren voornemens waren roet in het eten te gooien en de kandidaat keizer in zijn plannen te dwarsbomen. Men had daartoe geld bij elkaar gelegd en was van plan een lid van de groep dat jaar de koningseer te laten behalen. Van de kant van de overheid werd toen de vader van een der rebellen die in Gronsveld een zaak dreef erop gewezen dat de snode plannen van zijn zoon wel eens een ongunstige uitwerking op zijn nering zouden kunnen hebben. Het gevolg was dat het plan werd afgeblazen en Wackers, zoals gepland, keizer kon worden. Het doorgaan van de Grote Bronk van 1939 had overigens aan een zijden draadje gehangen. Op Tweede Paasdag werden, in verband met de dreigende politieke toestand, de dienstplichtigen onder de wapenen geroepen. Op de vergadering van die dag werkt er door sommigen voor gepleit de feestelijkheden een jaar uit te stellen. Bij de stemming die volgde, bleek een meerderheid echter voor het laten doorgaan van de Grote Bronk.

Op 10 mei 1940 werd Nederland in de Tweede Wereldoorlog betrokken. In de bezettingsjaren die volgden werden door de bezetter alle activiteiten en ook het houden van processies verboden. Toen op 1 mei 1943 keizer Wackers kwam te overlijden kon de schutterij hem dan ook niet met schutterseer naar zijn laatste rustplaats begeleiden, hoewel 1943 een Grote Bonkjaar was. Ook van een begrafenis met militaire eer, de keizer was immers ridder in de Militaire Willemsorde, kon geen sprake zijn. De harmonie mocht geen acte de présence geven, er mochten geen vaandels worden meegevoerd en de klokken konden niet worden geluid omdat ze een maand tevoren door de bezetter uit de toren waren geroofd.
In het begin van de oorlog had men de antieke voorladers, in afwachting van betere tijden, in kisten op de zolder van de school opgeborgen Daar werden zij ontdekt door de Amerikaanse militairen die in het najaar van 1944 in de school waren gelegerd. Ze wierpen de geweren op het platte dak van de school waar ze geruime tijd in de regen bleven liggen. Door bemiddeling van secretaris Bouchoms konden ze gered worden en op een veilige plaats opgeborgen. Met de buksen die bij het vogelschieten werden gebruikt, liep het minder goed af. Deze werden door burgemeester Spauwen aan de Duitse autoriteiten overgedragen in tegenstelling tot wat in andere gemeenten gebeurde. Daar werden dergelijke buksen op een veilige plaats opgeborgen en bleven ze voor de vereniging behouden. Toen secretaris Bouchoms op onderzoek uitging, verzekerden de mensen van de Sicherheits Dienst in hun hoofdkwartier in het Villapark te Maastricht hem dat de “Büchsen verschmolzen” waren.

Na de oorlog werd de draad weer opgepakt: in 1946 werd weer op de vogel geschoten en Bèr Spronck werd koning. In 1950 was deze eer weggelegd voor Laur Doyen, in 1953 door Louis Huveners, in 1956 voor Giel Hessels, in 1960 voor Zjir Segers, in 1964 voor Piet Verdeuzeldonk en in 1968 voor Bèr Waber. Voor meer info: zie de pagina “koningen”. 

In 1969, bij het 350 jarig bestaan, kreeg de schutterij het predikaat “Koninklijk” toegekend en werd in de toenmalige landbouwschool een grote tentoonstelling over de geschiedenis van de schutterij georganiseerd.

En nu we een nieuwe eeuw zijn begonnen, kunnen we constateren dat onze schutterij een grote bloei doormaakt dat er alle reden is om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.